
Ulrich Schneider (secretaris-generaal van de Internationale Federatie van Verzetsstrijders (FIR)
(English below) De FIR herinnert eraan dat in het begin van de jaren zeventig, in de tijd van internationale ontspanning tussen Oost en West in Europa, de politieke repressie tegen anti-fascisten en linksen in de Bondsrepubliek Duitsland een nieuw hoogtepunt bereikte.
Op 28 januari 1972 ondertekenden Bondskanselier Willy Brandt (SPD) en de ministers van Binnenlandse Zaken van de deelstaten het zogenaamde Radikalenerlass (Radicale Verordening).

Bron: willy-brandt.de
De kanselier, die in zijn regeringsverklaring van 1969 opriep tot “meer durf voor democratie”, die zelf in de nazitijd tot politieke ballingschap was gedwongen en als socialist verzet had geboden in Frankrijk en Noorwegen, werd nu verantwoordelijk voor de vervolging van anti-fascisten in de BRD.
Ogenschijnlijk om “radicalen” uit de overheidsdienst te weren, werd een massale spionagecampagne ontwikkeld tegen alle jonge academici, maar ook tegen briefbezorgers, treinmachinisten en andere overheidsambtenaren. De binnenlandse inlichtingendienst, die onder invloed stond van oude nazi’s, verzamelde “informatie” zoals deelname aan een demonstratie, verspreiding van pamfletten, deelname aan de studentenraad, kandidatuur voor het parlement op de lijst van de DKP. Via een “geregeld onderzoek” bij de geheime dienst (“Verfassungsschutz”) kwamen deze “bevindingen” bij hogere bestuursambtenaren terecht, die dan beslisten of een kandidaat voor de openbare dienst geschikt zou blijken voor de democratie. Op deze manier werden niet alleen jonge mensen van hun carrièreaspiraties beroofd, maar werd ook een politiek klimaat van angst voor spionage tegen democratische bewegingen geschapen.
Reeds in de jaren vijftig hadden de FIR en de daarbij aangesloten bonden geprotesteerd tegen politieke vervolgingen van anti-fascisten in de BRD, zo b.v. in de hoogfase van de koude oorlog tegen de politieke vervolging van aanhangers van de Stockholmse vredesoproep en tegen de repressies, waaraan de VVN was blootgesteld. Toen de VVN door de rechter verboden moest worden, organiseerden de FIR en de bij haar aangesloten federaties een brede internationale solidariteit.
Het was dus niet meer dan consequent dat de FIR zich ook in dit politieke betoog aan de zijde van de VVN tegen het “Berufsverbot” in de BRD engageerde. Het is de FIR opgevallen dat onder de slachtoffers van de Berufsverbote-politiek vaak kinderen van vrouwen en mannen uit het verzet zijn gevallen. Het bekendste voorbeeld was ongetwijfeld de “Silvia Gingold-zaak”. Silvia was de dochter van Peter en Ettie Gingold, die als emigranten in het Franse verzet hadden gevochten en daarvoor in Frankrijk zeer geëerd waren. Hun dochter zou nu uit het onderwijs worden gezet wegens “twijfels over de trouw aan de grondwet”. Dit leidde – vooral in Frankrijk – tot een brede solidariteitscampagne. “A bas le Berufsverbote” werd de slogan van vele acties. Samen met de VVN-BdA en andere aangesloten verenigingen organiseerde de FIR internationale demonstraties in Bonn en Straatsburg voor het Europees Parlement “Pour l’abolisation des ‘Berufsverbote'”.
Pas in het midden van de jaren tachtig werd het Berufsverbote-beleid in de BRD teruggeschroefd. Willy Brandt, toen al geen bondskanselier meer, verklaarde het radicale decreet tot een “politieke vergissing”. Pas in het begin van de jaren negentig verklaarde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in een proefproces tegen de FRG het Berufsverbote-beleid als een schending van de wet en de mensenrechten. De politieke balans van de aanloop naar deze uitspraak was vernietigend. In de loop van bijna 20 jaar werden ongeveer 3,5 miljoen jongeren die in overheidsdienst wilden treden doorgelicht door de geheime dienst, vonden meer dan 10.000 hoorzittingen plaats om de weigering tot aanwerving te legitimeren, werden 1.250 als “links-extremistisch” bestempelde leraren niet aangenomen en werden naar schatting 260 mensen, waaronder postbodes en spoorwegarbeiders, ontslagen.
Tot op de dag van vandaag wachten de slachtoffers van deze staatsrepressie tevergeefs op politieke rehabilitatie en erkenning als onrechtvaardige maatregel. De FIR herdenkt ter gelegenheid van de 50e verjaardag van dit politieke onrecht en steunt de eisen van de getroffenen.
50 years of “Berufsverbote” in the FRG

On January 28, 1972, Chancellor Willy Brandt (SPD) and the interior ministers of the federal states signed the so-called Radical Decree (“Radikalenerlass”). The chancellor, who in his 1969 government declaration called for “daring more democracy,” who himself had been forced into political exile during the Nazi era and had offered resistance as a socialist in France and Norway, now became responsible for the persecution of anti-fascists in the FRG.
Ostensibly to keep “radicals” out of the public service, a mass spying campaign was developed against all young academics, but also against letter carriers, train drivers and other civil servants. The domestic intelligence service, which was influenced by old Nazis, collected “information” such as participation in a demonstration, distribution of leaflets, participation in the student council, candidacy for parliament on the list of the DKP. Via a “regular inquiry” to the secret service (”Verfassungsschutz”), these “findings” reached higher administrative officials, who then decided whether an applicant for public service would prove suitable for democracy. In this way, not only were young people deprived of their career aspirations, but a political climate of fear of spying on democratic movements was also created.Already in the 1950s the FIR and its member federations had protested against political persecutions of anti-fascists in the FRG, so e.g. in the high phase of the cold war against the political persecution of supporters of the Stockholm peace appeal and against the repressions, to which the VVN was exposed. When the VVN should be forbidden by court, the FIR and its member federations organized broad international solidarity.
Thus it was only consistent that the FIR engaged itself also in this political argument at the side of the VVN against the “Berufsverbot” in the FRG. FIR noticed that under the victims of the Berufsverbote-politics have been often children of women and men from the resistance. The best-known example was certainly the “Silvia Gingold case”. Silvia was the daughter of Peter and Ettie Gingold, who had fought as emigrants in the French resistance and were highly honored for this in France. Their daughter was now to be expelled from teaching because of “doubts about loyalty to the constitution”. This led – especially in France – to a broad solidarity campaign. “A bas le Berufsverbote” became the slogan of many actions. Together with the VVN-BdA and other member associations, FIR organized international demonstrations in Bonn and Strasbourg in front of the European Parliament “Pour l’abolisation des ‘Berufsverbote'”.
It was not until the mid-1980s that the Berufsverbote-policy in the FRG was scaled back. Willy Brandt, already no longer Chancellor, declared the Radical Decree a “political mistake.” It was not until the early 1990s that the European Court of Human Rights declared in a test case against the FRG the Berufsverbote policy to be a violation of law and human rights. The political record leading up to this ruling was devastating. Over the course of nearly 20 years, some 3.5 million young people who wanted to enter the civil service were vetted by the secret service , over 10,000 hearings, took place to legitimize the refusal to hire, 1,250 teachers labeled as “left-wing extremists” were not hired, and an estimated 260 people, including mailmen and railroad workers, were fired.
Until today, those affected by this state repression wait in vain for political rehabilitation as well as recognition as an unjust measure. The FIR remembers on the occasion of the 50th anniversary of this political injustice and supports the demands of those affected.
